Makita GB 801 - Инструкция по эксплуатации - Страница 49

49

Dit gedeelte beslaat de meest voorkomende problemen die men tegenkomt tijdens de werking en wat men in dat geval 
kan doen. Verander niets totdat u de machine van de stroom heeft gehaald en de bewegende delen geheel zijn gestopt.

PROBLEMEN OPLOSSEN

SYMPTOOM

MOGELIJKE OORZAAK

CORRIGERENDE HANDELING

De motor wil niet starten. 

1. Laag voltage.
2. Open circuit in de motor of losse 

verbindingen.

1. Controleer de stroomkabel voor het 

juiste voltage.

2. Inspecteer alle hoofdaansluitingen op 

de motor voor losse of open 
aansluitingen.

Motor wil niet starten; 
zekeringen of 
stroomonderbreker is 
doorgebrand

1. Kortsluiting van snoer of stekker.
2. Kortsluiting in de motor of losse 

verbindingen.

1. Inspecteer de snoerstekker voor 

beschadigde isolatie en kortgesloten 
draden.

2. Inspecteer alle aansluitingen in de 

motor voor losse of kortgesloten 
aansluitpunten of versleten isolatie.

3. Installeer correcte zekeringen of 

stroomonderbrekers.

Motor raakt oververhit.

Motor overladen. 

Verminder de lading op de motor.

Motor slaat af (resulteert in 
doorgebrande zekeringen of 
onderschept circuit)

1. Kortsluiting in de motor of losse 

verbindingen.

2. Laag voltage.
3. Onjuiste zekeringen of 

stroomonderbrekers in de 
elektriciteitsleiding.

4. Motor overladen.

1. Inspecteer alle aansluitingen in de 

motor voor losse of kortgesloten 
aansluitpunten of versleten isolatie.

2. Corrigeer de lage voltage 

omstandigheden.

3. Installeer correcte zekeringen of 

stroomonderbrekers.

4. Verminder de lading op de motor.

Machine vertraagt tijdens de 
werking.

De diepte van de snede is te groot. 

Vertraag de snelheid van de beweging van 
het werkstuk in de schijf.

Deinend patroon op het 
werkvlak van het werkstuk.

1. Zorg ervoor dat de machine stevig is 

bevestigd op een stevig oppervlak.

2. Gebruik een bevestigingsapparaat om 

het werkstuk stevig vast te houden.

3. Het zuiveren van de slijpschijf.
4. Gebruik een zachtere schijf of verlaag 

de invoersnelheid.

Lijnenpatroon op het werkvlak 
van het werkstuk.

1. Vuil op het oppervlak van de schijf.
2. Werkstuk is niet stevig vastgehouden.

1. Het zuiveren van de slijpschijf.
2. Gebruik een bevestigingsapparaat om 

het werkstuk stevig vast te houden.

Brandplekken of scheurtjes in 
het werkstuk.

1. Onjuist type slijpschijf.
2. Onjuiste invoersnelheid.
3. Koeling vereist.

1. Probeer een schijf met een zachtere 

stijl of grover zand.

2. Vertraag de snelheid van de beweging 

van het werkstuk in de schijf.

3. Voeg een optioneel koelsysteem toe of 

koel handmatig.

Schijf wordt snel oud, 
slijpzand valt eraf.

1. De diepte van de snede is te groot.
2. De schijf is te zacht voor het te 

verwerken materiaal. Selecteer een 
harder hechtmateriaal.

3. Schijfdiameter is te smal.
4. Slechte schijfomlijsting.
5. Defecte schijfhechting.

1. Vertraag de snelheid van de beweging 

van het werkstuk in de schijf.

2. De schijf is te hard voor het te 

verwerken materiaal. Selecteer een 
zachter hechtmateriaal.

3. Vervang de schijf.
4. Zuiver de slijpschijf.
5. Neem contact op met de fabrikant van 

de slijpschijf.

De schijf koekt aan en het 
werkstuk vertoont 
brandplekken.

1. Schijf is te hard.
2. Invoersnelheid is te laag.
3. Slechte schijfomlijsting.
4. Koeling vereist.

1. Selecteer een zachter hechtmateriaal.
2. Verhoog de snelheid van de beweging 

van het werkstuk in de schijf.

3. Zuiver de slijpschijf.
4. Voeg een optioneel koelsysteem toe of 

koel handmatig.